Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Aan het woord is Truus Telkamp, 50 jaar na de bevrijding, in het Cuijksch Weekblad van 24 augustus 1994. Truus was in 1940 net 21 jaar oud en stond aan het begin van haar carrière. Ze had juist haar Acte van Onderwijzeres in Nijmegen gehaald toen de oorlog uitbrak. Zij werkte bij verschillende scholen in Cuijk, Sint Agatha, Katwijk en Vianen als volontair of als invalster voor zieke collega’s. Die mobiliteit van haar maakte haar tot een belangrijke spil in het verzet, met name als het ging om het onder dak brengen van mensen die om uiteenlopende redenen moesten onderduiken.
Niet alleen fietste ze elke dag op en neer tussen Cuijk en Vianen, ze volgde bovendien een deeltijdstudie in Nijmegen. Zij kon daardoor onopvallend onderduikadressen regelen en distributiebonnen verdelen. Dat ging zelfs door toen zij door onvoorzichtigheid van een medestrijder in de zomer van 1944 zelf moest onderduiken in Gennep. Vandaaruit hielp ze nog vele mannen aan valse papieren.
Ze verzette zich wel tegen plannen om de NSB-burgemeester Starkenborgh te liquideren. “Toegegeven, de man was fout, maar het was een sul. Hij deed niemand kwaad,” zei ze daarvan in 1994. En belangrijker nog: zo’n actie zou de onderduikers in het dorp wel eens veel meer in gevaar hebben kunnen brengen dan deze burgemeester op zijn post.
Truus Telkamp was natuurlijk niet de enige die in de illegaliteit zat. Het verzet in Cuijk was al vrij snel georganiseerd. Zo beschikte de ondergrondse van Cuijk en omgeving over een schuilplaats in De Messemaker en andere onderaardse ruimten, kompleet met waterput, toilet en gevangenis. Er waren in totaal 25 slaapplaatsen. Ook verschillende onderduikers hebben van deze schuilplaats gebruik kunnen maken.
In het interview noemt Truus met name mensen als kapelaan Schoenmakers, gemeenteambtenaar Toon Smits en opperveldwachter Verkoelen. In de lijn van Truus zelf werkte Marinus Timmers. Als elektricien en klusjesman kon hij door het hele gebied reizen zonder de verdenking op zich te laden ergens illegaal mee bezig te zijn. Van die positie heeft hij ruim gebruik gemaakt.
Onderduikers waren niet alleen joden en mensen die zich tegen de bezetter teweer stelden, maar ook (jonge) mannen die weigerden naar Duitsland te gaan om daar in de oorlogsindustrie te werken, de zogenaamde Arbeitseinsatz, of andere werkzaamheden in de buurt op te knappen. Al die mensen moesten gevoed worden. Aan het einde van de bezetting was bijna alles op de bon, terwijl het voor de boeren steeds moeilijker werd voedsel achter te houden voor onderduikers. Een overval op het Distributiekantoor was een goede manier om aan een grote hoeveelheid bonnen voor de onderduikers te komen.