skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic

Storm in een glas water (3)

In de twee eerdere delen van dit verhaal zijn de gebeurtenissen op de terugweg van de kermis in Zevenbergen naar Fijnaart aan de orde geweest en hebben we ook de verklaring van de verdachte hierover kunnen lezen. In dit deel meer over de aanpak van het Fijnaartse gerecht en de getuigenverklaring van Bastiaan Lijdens uit Klundert.

Burgemeester en schepenen van Fijnaart vonden het van belang nu deze hele kwestie aldus is beschreven en hen ter hand gesteld, met daarbij de mening van baljuw Van Doorn, om voordat ze tot een finaal antwoord en een gerechtsuitspraak komen, eerst nog advies te vragen bij twee neutrale rechtsgeleerden uit ‘Hollandt’. Ook dat advies is uitgebracht en als ze dan over alle gegevens beschikken, zullen zij het tot een oordeel brengen. Burgemeester van Gelder en secretaris Pieter Panneboeter tekenen ervoor dat dit alles samen op 25 november 1752 gebeurd is. Tevens getekend door de aanwezige schepenen Cornelis Versluijs, Gerrit Moelaart, Pieter Meeuwiszn van Dis, Jacobus van Meurs, Jacob de Graaff en Joost Knook.

Deze rechtszaak wordt, zoals gewoonlijk, voorafgegaan door een beschrijving van het gebeurde, de aanklacht en getuigenverhoren. Dan schrijft baljuw en schout Jan van Doorn als ‘openbaar aanklager’ een processtuk voor de burgemeester en de schepenen, die het recht moeten handhaven en dus uitspraak moeten doen en vonnis wijzen.[1] Uit de ter zake doende stukken blijkt, dat de getuigenverhoren van Bastiaan Lijdens uit Klundert, Nicolaas Huijsers, Maria den Rooijen en Otto Maaskant uit Fijnaart samengevoegd zijn met een toelichting van baljuw en schout Jan van Doorn. Bovendien heeft Maria den Rooijen de dag voordat de rechtszaak zou dienen (24 nov. 1752) nog een nadere verklaring afgegeven en dit alles wordt dan uiteindelijk op 25 november 7 december 1752 tot een oordeel en vonnis gebracht.

Gedeelte van de getuigenverklaring van Bastiaan Lijdens
Gedeelte van de getuigenverklaring van Bastiaan Lijdens

We hebben nu al wel het relaas van verdachte Nicolaas uitgebreid gehoord, maar het is toch aardig uit het feitenrelaas van de jonge voerman Bastiaan Lijdens, van Maria den Rooijen en Otto Maaskant te lezen, hoe zij een en ander op die bewuste zomeravond hebben ervaren.[2] Ook geeft de allereerst opgestelde tekst van baljuw Jan van Doorn wel heel wat meer specifieke gegevens dan Nicolaas wil doen voorkomen. De op het laatst erbij komende verklaring van Maria geeft nog wel wat leuke gedachten en dat is niet minder bij de verwerking van het geheel door baljuw en schout Jan van Doorn. Daarna vat ik het vonnis met eigen woorden samen. Voor de beschrijvingen noem ik alleen dat wat nog onbekend is of heel specifiek.

Het begint met de aanklacht en de verhoren. De jonge voerman Bastiaan Lijdens is op 7 september 1752 voor de schepenen van zijn woonplaats Klundert verschenen en heeft verslag gedaan van wat hij beleefd had op die merkwaardige maandagavond 28 augustus 1752. Maria den Rooijen is evenals Otto Maaskant op 14 september 1752 op het Fijnaartse Dorpshuis verschenen, dus drie weken na het gebeurde op de kermisdag. Maria heeft haar verhaal gedaan aan de schepenen en in het bijzonder aan baljuw en schout Jan van Doorn, terwijl bouwman Maaskant zijn zicht op de gebeurtenis eveneens vertelde aan schepenen en secretaris van Fijnaart. Baljuw van Doorn blijkt de zaak hoog op te vatten en zet heel stevig in. Eerst Bastiaan, daarna Maria en Otto aan het woord, door mij samengevat:

Voerman Bastiaan Lijdens verklaart ten behoeve van baljuw Jan van Doorn, schout van Fijnaart, en wel ten overstaan van Egbert Boot, burgemeester (loco praetoris) en schepenen Robbert Korteweg en Corstiaan Tucker en secretaris J.V. Thounick, dat hij die bewuste maandagavond met de kar van zijn vader van Klundert naar Zevenbergen is gereden. Dat was om daar af te halen en naar Fijnaart te ‘transporteren’ de persoon van Maria den Rooijen, dienstmaagd van mejuffrouw (ofwel weduwe) van de heer G. Panneboeter te Fijnaart. In Zevenbergen aangekomen is de persoon van Claes Huisens (sic) erbij gekomen en nadat deze gevraagd heeft om ook met de kar te mogen meerijden naar Fijnaart is Nicolaas Huisers met hem tot aan de platte of Langeweg bij het hek gereden. Toen ze daar aangekomen waren, wilde Claas Huijsers dat Maria van Rooijen van de kar af zou komen om lopend alleen met hem de weg verder naar huis te gaan.

Brabantse boerenwagen in Oud Gastel, 1908 (foto: A.M.B. Smulders [1867-1923]. Bron: West-Brabants Archief, fotonr. MB00846. Publiek domein)
Brabantse boerenwagen in Oud Gastel, 1908 (foto: A.M.B. Smulders [1867-1923]. Bron: West-Brabants Archief, fotonr. MB00846. Publiek domein)

Maria gaf te kennen dat ze dat niet wilde, door te zeggen: "Ik heb de kar gehuurd om mij in Fijnaart te laten brengen." Door haar weigering werd Claes Huijsers opgewonden en kwaad. Hij begon te vloeken en te dreigen en riep: "Canalje, nu wil ik niet mederijden," en loopt bij de kar vandaan. Als het met dreigen niet lukt, komt ie vervolgens er weer achteraan en probeert Maria nogmaals van de kar te krijgen. Toen ook dat niet lukte, werd Huijsers nog veel en veel bozer. Hard naar haar uitvarend, riep hij: "Bliksems, kinderen, rij nu maar door!" Dat roepend loopt hij nog even naast de kar mee.

Onverwacht trekt hij een pistool uit zijn zak en schiet daarmee op Maria den Rooijen, waarbij de vlam van het kruit boven de kar uitvloog. Wij voelden de warmte van het schot in onze hals!

Maria en ik waren ongelofelijk geschrokken. Maria riep: "Mijn God, Claas, heb ik je zoveel kwaad gedaan dat je mij nu in goede moede probeert te vermoorden! Als ik had geweten dat jij een pistool bij je droeg, zou ik niet eens met je meegereden zijn. Kom liever op de kar zitten! Mijn God, wees toch tevreden" [zoiets als: doe toch normaal?, jcb]. Dan loopt Huijsers verder en laat de kar doorrijden. Als ik zie dat hij het pistool nota bene nog een keer wil laden en dan blijft staan om ons af te wachten… raken wij daardoor in paniek en wisten niet wat te doen. Gelukkig kwam er eindelijk een andere kar aanrijden met daarop Anthonij van den Berg en zijn vrouw. Huijsers gaat met hen staan praten en ik rij zo hard als het maar kan langs hen heen naar de dichtstbijzijnde hoeve, die van Otto Maaskant. Maria vraag dan aan Otto Maaskant of hij met een van zijn knechten haar naar Fijnaart wil brengen.

Daarop laat Bastiaan weten dat hij zich dit allemaal nog heel goed herinnert en dat hij desgevraagd onder ede de waarheid van zijn verhaal zal bevestigen, wat ook gebeurt. Hij tekent nadat alles hem door een van de schepenen hardop is voorgelezen op 13 september 1752 met Bastiaan Leijdens (sic).

Lees ook de andere delen van dit verhaal

Noten

[1] De eerste verslaglegging van deze zaak (welke speelde 28 augustus 1752, ’s avonds omstreeks zeven uur) is  gedaan door schout Jan van Doorn aan Burgemeester en schepenen van Fijnaart, Schepenbank Fijnaart,  Criminele rol aug. 1740-juli 1802, d.d. 10 november 1752, pag. 31 verso, dig. pag. 34, daarna volgen de  getuigenverhoren, de eerste reactie van de Burgemeester en schepenen, het pleidooi van Nicolaas Huijser en  uiteindelijk het vonnis van de rechtsprekende vierschaar, alles bijeen pag. 31-41 verso. Boeiende lectuur.

[2] De verklaringen van Maria den Rooijen en Otto Maaskant komen in het volgende deel aan bod.

Bron

West-Brabants Archief, toegang 0407, Schepenbank Fijnaart inventarisnummer 74, Criminele rol, aug 1740-juli 1802, in de digitale versie vanaf p.35 ev.; 20-8 1752.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.