
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Dat leidde overigens wel meteen tot ruzie met de meest vooraanstaanden in het dorp, zoals burgemeester Wientjens, moeder-overste van het Sint-Jozephgesticht en de orgelbouwersfamilie Smits. In 1937 overleed de boomlange pastoor plotseling. Hij werd onder grote belangstelling op het kerkhof van Reek begraven. Op zijn graf prijkt het beeld van de Goede Herder...
Cornelius Franciscus Xaverius Smits werd in 1876 in Den Dungen geboren. Al tijdens zijn priesteropleiding toonde hij grote belangstelling voor de (kunst)geschiedenis. In 1902 ontving hij zijn priesterwijding en drie jaar later, in 1905, voltooide hij in Leuven zijn universitaire opleiding in de Oudheidkundige Wetenschappen. Twee jaar later promoveerde hij aan dezelfde universiteit met de hoogste lof op een proefschrift over de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch. Hij werkte toen al als archivaris (commies-chartermeester heette dat toen) bij het Rijksarchief in Noord-Brabant in ’s-Hertogenbosch. Hij bleef daar tot februari 1913.
In 1923 benoemde de Bossche bisschop Xavier Smits tot pastoor in Reek. De jaren daarvoor had hij onder andere in Tilburg als kapelaan doorgebracht. Ook daar bleek zijn historische belangstelling: in 1915 publiceerde hij bijvoorbeeld een artikeltje in het tijdschrift Buiten over “Hilvarenbeek en zijn kerk”.
Op cultuurhistorisch gebied vervulde hij een flink aantal (neven)functies: hij was archivaris en bibliothecaris van het Bisschoppelijk Museum in Den Bosch, bestuurslid van de Provinciale Noordbrabantse Monumentencommissie en van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, en hij verrichtte inventarisatiewerkzaamheden voor de Catholic University of America in Washington. Kortom, een geleerd man met een brede cultuurhistorische belangstelling.
Bij zijn benoeming in Reek vroeg menige dorpeling zich af, wat zo’n geleerde persoon in hemelsnaam toch in een parochie als die van Reek te zoeken had. Geruchten gingen dat hij eigenlijk een benoeming als hoogleraar archeologie en geschiedenis in Nijmegen op het oog had, en zo tenminste al in de buurt zat.
Of dat nu waar is of niet, die benoeming is er in ieder geval nooit gekomen. Smits heeft zelf een aantal reacties van zijn nieuwe parochianen op zijn komst genoteerd: “Gij bent veel te veel mans voor zo’n plaatske als hier”, “wij kunnen het hier met veel minder soort heel goed af”, “gij bent geene mens voor hier, gij moest ten minste een plaats als Uje of Veghel hebben”, en tenslotte: “Moet zó iemand in zo’n gat pastoor gemaakt worden?”
Het kan zijn dat de nieuwe pastoor dit opschreef, omdat het in ieder geval een erkenning was van zijn kwaliteiten. Op zijn nieuwe standplaats keek hij ook zelf na een jaar of drie niet al te optimistisch terug: “Bij mijn komst, juli 1923, vond ik hier ’n republiek, ’n vervallen pastoraat, ’n vunzige pastorie, ’n totaal-vervuild kerkje (dat mij vooral deed bloozen), (…), een 83-jarig kinds-stumperig kosterke, 2 gehate meiden, ’n liberale heerschersfamilie Smits, ’n vervallen zangkoor dat vol banken stond van de familie Smits, die ’t geld ervan in eigen zak stak, geheel uitgestorven Congregatie, Familie, fundaties (?), kerkekas (=0?), broederschappen, niet bijgehouden doop-, trouw- en begraafregisters,(…), ’n Caesaristische burgemeester (van bode en secretaris tot Burgemeester gepromoveerd door invloed van Mgr. Suijs), (…), een klooster waarin Moeder Nabuurs een kast van de kerk, met alle relikwieën en medailles van de kerk (buiten mijn weten) in beslag hield en vele geestelijk-totaal-verkeerd geleide kwezels-zielen die nu nog niet genezen zijn…”
Kortom: in Smits’ ogen had zijn voorganger Suijs er een behoorlijk potje van gemaakt en was het tijd voor een nieuwe bezem. De onderliggende vraag was duidelijk: wie zou het nu eigenlijk in het dorp voor het zeggen moeten hebben? (Denk aan Smits’ eerste kenschets van zijn parochie: een republiek).
Smits zette de verhouding met andere vooraanstaanden in het dorp, zoals de burgemeester en de familie Smits, dan ook meteen op scherp. Met als gevolg dat er zich al snel partijen ontstonden: burgemeester Wientjens, de familie Smits en zuster Emilia, de moeder-overste van het Sint-Jozephgesticht vormden een “troepje”, zoals pastoor Smits dat in een van zijn brieven aan de bisschop noemde.
En er werd heel wat heen en weer geschreven tussen Reek en Den Bosch, vooral toen pastoor Smits niet alleen een nieuwe kerk wilde gaan bouwen, maar ook nog eens het totaal-vervuild kerkje dat hem bij zijn aantreden zo had doen blozen, domweg wilde afbreken.
![]() |
Pastoor Smits had vanaf het begin dus al niet zo’n hoge dunk van burgemeester Wientjens, maar de verhoudingen raakten echt gespannen toen de sloop van de oude kerk in zicht kwam. Tekenend voor de onderlinge relatie is het verhaal dat op een brief van de burgemeester aan de pastoor, de bode als antwoord van meneer pastoor niet alleen een briefje meekreeg, maar ook een kromgetrokken sigaar. “Geef die maar aan dat menneke daarboven en zeg hem dat deze sigaar past bij z’n kromme redeneringen.”
Een beetje een opvliegende man, die pastoor Smits, zo komt hij uit de bronnen tevoorschijn. Maar ook iemand die tegenstrijdige berichten over zich heeft afgeroepen. Moeder-overste en de pastoor, dat was bijvoorbeeld geen goede combinatie. Dus klaagde zuster Emilia bij het bisdom over de pastoor: het onderwijzend personeel, en dan vooral de religieuzen, werden door hem tegengewerkt en getreiterd. De pastoor zou het onderwijs afbreken en het gezag ondermijnen. De voorbeelden die ze geeft, duiden er ook wel op dat de pastoor geen boodschap had aan het lesrooster: hij kwam godsdienstonderricht geven op de momenten en zolang als het hem uitkwam. De rest moest zich daar maar aan aanpassen.
Ook de familie Smits beklaagde zich bij de bisschop over de manier waarop de pastoor zijn persoonlijke vetes uitvocht via de preekstoel op zondag, met als conclusie “Dr. Smits maakt ons de kerk vaak tot een hel.” Maar er zijn ook andere geluiden van de eenvoudige parochianen. Hoe het zij, een en ander leidde er eind 1927 toe dat pastoor Smits vanuit het bisdom de boodschap kreeg, dat zijn politiek van confrontatie moest ophouden. En Xavier Smits legde zich daar bij neer: “Ik zal nooit meer kijven op mijn vijanden: ze zijn toch ‘prurientes’ [=in de war], maar vooral omdat U het wil…”
Het leek te werken, want in de tien jaar daarna gaf de situatie binnen de parochie blijkbaar weinig aanleiding meer tot klachten. Plotseling, begin november, werd Xavier Smits onwel. Hij overleed binnen enkele dagen, 61 jaar oud. De Graafsche Courant schreef “een markante figuur is uit zijn parochie weggerukt” en deed verslag van de grootse uitvaartplechtigheid. Als herinnering aan de werkzaamheid van Xavier Smits in Reek zijn het kerkgebouw, de pastorie en zijn graf op het kerkhof, dat op de plaats van de oude kerk ligt, overgebleven.