Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Theo de Jong wees naar een compleet paardenskelet. De meegebrachte 30 cm lange rechteronderkaak was van een tien jaar oud, volgroeid paard met zes gezonde gave kiezen dat hier 100 tot 150 jaar geleden geleefd had.
Theo vertelde dat vanaf de 17e eeuw bijna elk gemeentebestuur een plaats aanwees voor het begraven van dierenkadavers, dikwijls het ‘paardenkerkhof’ genoemd. Het stadsbestuur van Eindhoven besloot op 23 november 1722 dat er gene doode paerde op de driessen en velden dezer stad mogen begraven worden. Vermoedelijk ook de omgeving, van de huidige Genneper Parken.
In de Middeleeuwen werden van twee tot vier onderkaken van een paard zogenaamde priksleetjes gemaakt, dat waren kindersleetjes die voortgestuwd werden met twee prikstokken. Het zitplankje werd onverschuifbaar op de onderliggende kiezen geplaatst. Bemande priksleetjes staan afgebeeld op schilderijen met winterse taferelen van of naar Pieter Bruegel de Oudere, zoals de ‘Schaatsenrijders voor de Sint Jorispoort in Antwerpen’ van Frans Huys (Rijksmuseum Amsterdam) en ‘De Volkstelling te Bethlehem’ (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België).
Theo maakte zo’n sleetje en plaatste het tijdens een strenge winter op het ijs van de kasteelgracht Croy in Aarle Rixtel, bemand met zijn dochter. Voor ijspret werd niet alleen het sleetje van dierlijk botmateriaal gemaakt, voor schaatsen werden ribben, botten of middenvoetsbeentjes van een dier gebruikt en voorzien van gaten met pezen aan de voet bevestigd. ‘De botten onderbinden.’
De gekregen paardenkaak heeft vele jaren in de aardbodem gezeten om met waterstofperoxide een gezellige kleur te geven, alleen de eerste drie kiezen heb ik in de vloeistof gedompeld. De lengte van de kiezen is ongeveer 8 cm en het kauwvlak gemiddeld 22 x 28 mm. De laatste, zesde kies groeit met de jaren.
De afgebeelde complete onderkaak van het Heerbeeck College in Best is van een jong paard, ook af te lezen aan de lengte van de laatste kies. In het open deel achter de voor- of snijtanden wordt het bit geplaatst.
In de Middeleeuwen was grote belangstelling voor paardenkiezen; ze werden in schijfjes gedeeld en door dames als sieraad gedragen, de doorsnede geeft een volheid aan kleuren. Ze werden opgehangen aan een draadje, gestoken door gaatjes van wortel- en zenuwkanalen.
Ik experimenteerde met de derde kies, het kostte inspanning om door de glazuurlaag heen te komen. Pas op twee centimeter van de bovenzijde was de kies in tweeën te delen; daarna zaagde ik een schijfje van 7 mm dik. Ik vermoed dat het gedeelte dat in de kaak en het tandvlees opgesloten zat daardoor zachter is. Botbewerkers bij het Eindhoven Museum maken handmatig gebruiksvoorwerpen en sieraden van bot en hoorn.
De drie getrokken kiezen van mijzelf, met een kauwvlak van 8 x12 mm en 18 mm diep, zagen er niet zo gaaf uit en na het doorzagen was er geen lijnenspel zichtbaar.