
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Ooit lag het dorp Oploo aan de rand van de Peel. Naar het westen strekte zich een groot heide- en turfgebied uit tot aan Bakel. In dat buitengebied, bijna tegen het dorp aan, liggen kleine buurtschappen: Blauwenhoek, Driehoek en Heikant. Door het dorp stroomt de Molenbeek, die een eind verder oostwaarts via de Oeffeltse Raam in de Maas stroomt.
Oploo ligt ten zuidwesten van Sint Anthonis. Ten noordoosten van Sint Anthonis vinden we Ledeacker. Dit dorp besloeg in het begin van de negentiende eeuw een langgerekt gebied van 1,5 kilometer breed en ruim acht kilometer lang, in een van noordoost naar zuidwest lopende richting, waarop enkele huizen stonden. Het was schrale zandgrond waar zonder bemesting maar weinig groeide. Ten westen van Ledeacker lagen ruim driehonderd hectare bos- en heidegrond, waarvan een deel moerassig was.
Aan de oostkant van het dorp lagen broekgronden waar de natuurlijke waterlopen (de Tovense beek, de Ledeackerse beek en een beek vanuit Sint Anthonis) in doodliepen. Het water kon niet verder, omdat de Toven, de Lamperse Hei, de Papenvoort en Rijkevoort en Hoogeind hoger lagen. Na 1830 zijn waterlopen gegraven, waardoor het water af kon vloeien richting de Maas.
De naam Oploo komt van het Germaanse ‘upa’, dat wijst op een hoger gelegen plek, en ‘lo’, een bosachtig stukje grond, soms een gerooid bosgebied of een van nature open plek. De dorpsnaam betekent dus eigenlijk “gerooid bos op een heuveltje”.
Sint Anthonis dankt zijn naam aan de heilige monnik Antonius abt, die van 251 tot 356 (!) in de grotten van de Egyptische woestijn leefde. De naam van de heilige wordt in de 14e eeuw voor het eerst gebruikt voor het dorp Oelbroec. Men heeft het over “Sint Anthonis in Oelbroec”. Maar na 1500 verdwijnt de naam Oelbroec. “Oel” betekent zoiets als bosje op hoge zandgrond. “Broek” is de aanduiding voor een laaggelegen, nat gebied. Oelbroek en Oploo betekenden dus bijna hetzelfde.
De naam Ledeacker is samengesteld uit twee delen. Het eerste deel, “lede”, betekent waterloop (we kennen het woord nu nog als ‘lei’, vaak als tweede lid van een beeknaam, zoals de Zandleij). Het tweede deel spreekt voor zich. De naam betekent dus “akker aan een waterloop”.
Sint Anthonis en Ledeacker vormden vanaf 1810 tot 1821 samen een eigen gemeente en ook Oploo werd in 1810 een zelfstandige gemeente. Per 1 januari 1821 werden deze twee gemeenten samengevoegd tot Oploo, Sint Anthonis en Ledeacker.
Op 16 juli 1817 bevestigde de Hoge Raad van Adel voor Sint Anthonis en Ledeacker een gemeentewapen. Er is helaas geen originele tekening bij de aanvraag bewaard gebleven. We moeten het dus met de omschrijving doen: “Van lazuur, beladen met Sint Anthonius van goud, houdende een schild van lazuur, beladen met een bok van goud”.
Dit wapen was afgeleid van het schependomszegel van Sint Anthonis. De bok daarop verwijst naar de bestuurlijk-juridische band met Boxmeer. Een apart gemeentewapen voor Oploo is nooit vastgesteld. Na de samenvoeging van 1821 is het “Antonius”wapen voor de hele gemeente gaan gelden. De kleuren blauw en goud zijn ontleend aan de kleuren van het rijkswapen.
Zeker is dat Oploo al vanaf 1393 werd geregeerd door Gherit de Vette. In dat jaar wordt deze man namelijk in een oorkonde genoemd als heer van Oploo. Dat is ook de eerste keer dat Oploo in de officiële stukken voorkomt, al is natuurlijk duidelijk dat de naam al ouder is.
Zoals gezegd heette Sint Anthonis aanvankelijk Oelbroec. Voor de oudste vermelding moeten we dan ook op zoek naar die naam en die vinden we voor het eerst in het testament van Jutta van Nassau in 1312. Deze weduwe van Jan van Cuijk I schenkt een bedrag van twaalf solidi aan de plaatselijke kapel ten behoeve van de dienstdoende bedienaar of priester.
Ledeacker wordt voor het eerst in 1414 genoemd, zij het niet met die naam, maar met de aanduiding Sint Kathrijnen in den Broecke, naar de 14e-eeuwse kapel die er toen al stond. Een opvallende parallel met “Sint Anthonis in Oelbroec”!
In de eerste helft van de negentiende eeuw woonden er ruim 1.500 mensen in Oploo c.a. Rond het midden van de eeuw was dat aantal al gegroeid naar 1.800, maar het duurde tot in de Eerste Wereldoorlog voordat het aantal van 2.000 werd overschreden. In 1948 werd de 5.000ste inwoner geregistreerd en in 1963 de 6.000ste. De 7.000ste kwam twee keer: in 1971 en opnieuw in 1980. Bij de opheffing van de gemeente in 1993 telde Oploo c.a. nog net geen 7.500 inwoners.
Oploo maakte in de 14e en 15e eeuw deel uit van het Sambeekse schepenbankgebied. Na 1500 krijgt Oploo zijn eigen schepenbank (het oudst bewaarde zegel dateert van 1560). Oploo was een eigen heerlijkheid, die na de middeleeuwen in handen kwam van het geslacht Van Steenhuijs. Godevaart en Ludolf van Steenhuijs waren in de 17e eeuw tevens ambtman van het Land van Cuijk voor de prins van Oranje. Ludolf had zelfs een hoge militaire positie in dienst van de Staten-Generaal. De familie Van Steenhuijs verkocht de heerlijkheid in 1778 aan stadhouder Willem V, heer van het Land van Cuijk.
Sint Anthonis heeft eeuwenlang deel uitgemaakt van de vrije heerlijkheid Boxmeer. Sint Anthonis was met twee schepenen vertegenwoordigd in de zevenkoppige schepenbank van Boxmeer. Dat veranderde op 22 augustus 1627: Sint Anthonis kreeg toen een eigen bijzondere bank van justitie met zeven schepenen; waarschijnlijk mocht deze schepenbank echter niet rechtspreken in criminele zaken: dat bleef tot de competentie behoren van de heer van Boxmeer.
Kerkelijk maakte Sint Anthonis zich al eerder los van Boxmeer: in 1477 kreeg de kapel de status van parochiekerk.
Ledeacker had samen met het gehucht Berkenbosch zijn eigen schepenbank.
Na de samenvoeging van de drie dorpen tot één gemeente in 1821, ontstond de vrij bijzondere situatie dat ieder dorp zijn eigen financiën zelfstandig bleef regelen. Er was alleen een verdeling afgesproken over ieders aandeel in de gemeentelijke begroting: naar evenredigheid van het aantal inwoners droeg St. Anthonis 50% bij, Oploo 32% en Ledeacker 18%. Aan die situatie kwam pas in 1865 een einde. Dat was nog even slikken, want Ledeacker had een batig saldo van minstens 1.700 gulden, Oploo tekende voor het dubbele daarvan, terwijl Sint Anthonis een schuld had van bijna de som van het overschot van de andere twee. Provinciale Staten kregen zo in ieder geval een gemeentelijke rekening voorgelegd, die geen tekorten te zien gaf.
Landbouw was het hoofdmiddel van bestaan. In de negentiende eeuw kom je als beroep nog een enkele linnenwever of kleermaker tegen, en er is een onderwijzer, maar verder is bijna iedereen in de agrarische sector werkzaam, hetzij als boer of landarbeider, hetzij als schaapherder of veearts.
Oploo bezat in de negentiende eeuw al een windgraanmolen (De Korenbloem van circa 1740), een watergraanmolen met rosmolen (D’n Olliemeulen, tegenwoordig thuisbasis van het Sint Matthiasgilde), een rosgraanmolen, een rosoliemolen en drie kleine bierbrouwerijtjes. In 1910 gaat in Ledeacker de eerste molenaar, Theodorus Daanen, van start.
Vanaf 1910 begon men op grote schaal de Peel te ontginnen. Dat leidde niet alleen tot uitbreiding van het landbouwareaal van bijvoorbeeld Ledeacker, maar ook tot nieuwe nederzettingen als Stevensbeek en Westerbeek. De economische crisis van 1929, die bijna de gehele jaren ’30 aanhield, droeg aanzienlijk bij aan de ontginningsactiviteiten, die middels zogeheten werkverschaffingsprojecten de vele werklozen aan een (minimaal) inkomen hielpen.
Sint Anthonis had in 1312 al een kapel, die onderhorig was aan de parochiekerk van Boxmeer. In 1477 mocht de Oelbroecse kapel, samen met de kapellen in Oploo en Ledeacker, zijn eigen parochie vormen. De kapel werd verheven tot parochiekerk en de nieuwe parochie bestond dus aanvankelijk uit een kerk en twee kapellen. Het recht van pastoorsbenoeming bleef in handen van de heer van Boxmeer. In 1730 werd Oploo op zijn beurt een zelfstandige parochie.
Na 1648 bekleedde Sint Anthonis kerkelijk gezien een aparte positie. Het dorp behoorde namelijk niet tot het Land van Cuijk, dat in de 17e en 18e eeuw officieel protestants was. Hier waren openbare vieringen van het rooms-katholieke geloof verboden, terwijl de vrije heerlijkheid Boxmeer katholiek was en bleef. Tot 1795 kerkten die van Leeker in Sint Anthonis. Datzelfde gold voor de inwoners van de Sambeekse Hoek.
De pastoors van Sambeek hadden begrip voor de situatie en stonden toe dat men in Hoek kerkelijk met Sint Anthonis meedeed. Als men maar voor de paascommunie en het trouwen naar Sambeek kwam. De inkomsten hieruit hadden de pastoors veel te hard nodig om rond te komen.
Pas in 1867 kwamen de Hoekers officieel onder Sint Anthonis en Oploo te vallen.
In Oploo stond ooit het inmiddels verdwenen kasteeltje ’t Juffere. Oploo is tevens de vestigingsplaats van Bronlaak, een antroposofische woon-werkgemeenschap voor verstandelijk gehandicapten.