
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Wat was die Duitse Orde, en wat deed die in Vught?
De Duitse Orde is gesticht tijdens de derde kruistocht, in 1190, in Palestina. Het was een geestelijke ridderorde die als doel had de verpleging van zieke en gewonde kruisvaarders en de bestrijding van de moslims.
Er bestonden al twee van dit soort ridderordes, waarvan de leden de kloostergeloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid, combineerden met het middeleeuwse ridderideaal van vechten voor de kerk en de zwakkeren in de samenleving. Dat waren de Orde van de Tempeliers en de Orde van de Johannieters (naar hun hoofdkwartier ook wel Maltezer Ridders geheten).
Om lid te worden van de Duitse Orde moest men van adel zijn. De voor ons misschien curieuze combinatie van bidden en vechten bleek erg aantrekkelijk: de drie geestelijke ridderorden bloeiden tijdens de Kruistochten. Door hun gelofte van gehoorzaamheid vormden de orden een strakke militaire organisatie. Zij vormden dan ook het stabiele element in de kruisvaardersstaten.
Vanaf 1225 verlegde de Duitse Orde zijn aandacht van het Midden-Oosten naar de streken ten zuiden en oosten van de Oostzee (Pruisen en Litouwen). Een grote stimulans voor de kersteningsactiviteiten van de Orde was de belofte van Keizer Frederik II dat de Orde het land dat zij veroverde in eigendom zou mogen houden.
Rond 1400 had de Duitse Orde zijn hoogtepunt bereikt met een eigen staat, die het noorden van het huidige Polen en de Baltische staten omvatte. De “kerstening” door de vechtmonniken bestond hierin dat zij de inheemse, heidense, bevolking massaal doodden of tot lijfeigenen maakten. Om de opengevallen plaatsen in te nemen, stuurden de ridders vooral Duitse boeren vanuit het westen naar deze contreien.
Ook meer naar het westen was de Orde actief. Zo zette men onder meer in Gemert en Vught plaatselijke vestigingen op, die men commanderijen noemde. Deze vestigingen waren een stuk vredelievender dan die in het oosten: hier ging het meer om geestelijken die parochies bestierden (en natuurlijk via tienden en andere eigendommen de Orde aan inkomsten hielpen).
De Orde onderscheidde dan ook riddercommanderijen en priestercommanderijen. Vught behoorde tot die laatste categorie. De Vughtse commandeur woonde in een flink huis tegenover de Lambertuskerk, waar nu landgoed Zionsburg ligt.
Dat huis werd in 1603 verwoest. De commandeur woonde toen overigens al bijna twintig jaar in de stad ’s-Hertogenbosch. De ruïne van de commandeurswoning werd na de Vrede van Munster aan een particulier verkocht, die er in 1663 een nieuw landhuis liet bouwen.
Het is niet helemaal duidelijk wanneer de Vughtse commanderij precies gesticht is. De oudste vermelding van een Vughtse commandeur is van 1334. Na die eerste vermelding is steeds sprake van de pastoor van de Lambertuskerk, niet meer van een commandeur. Dat komt pas weer met Floris van Masschereel die tussen 1555 en 1608 commandeur was en zich ook consequent zo noemde. Na hem wordt naast de commandeur ook steevast een ander als pastoor genoemd.
Rond 1640 kwam er een einde aan de commanderij Vught, al bleef de Duitse Orde wel in het bezit van de tienden en het recht om een pastoor voor te dragen. De laatste pastoor van de Duitse Orde, Andries Nobelen, stierf in 1829.