Schepenen van Helmond oorkonden dat heer Alexander van Boecholt, pastoor van Lagemierde en kanunnik van de abdij van Floreffe, namens abt en andere kanunniken van Floreffe, te weten frater Johannes, abt, frater Carolus de Severi, prior, frater Laurentius Hubo, supprior, frater Carolus Andre, circator, frater Cleophas Keghels, frater Jacobus du Crocq, frater Ambrosius van Duinhoven, frater Theodoricus de Ponte, frater Ludovicus Mettezin, frater Leonardus Jacque, frater Petrus Gabrieles, frater Michael de Gese en frater Martinus Dupaix, verkocht heeft aan jonker Michael van Eyck, zoon van jonker Gerart van Eyck, een erfrente van 120 gulden uit al hun goederen in Lieshout.
Om geschillen te vermijden tussen prelaat en convent van Floreffe en schepenen, burgemeesters, kerk- en heiligegeestmeesters met de gemene en schamele ingezetenenen van Lieshout over de spijnden die wekelijks uit de hoeven van Tongerlo in Lieshout uitgereikt worden volgens de overeenkomst van 2 april 1594, zijn verschenen heer Charles Fauraulx, pastoor van Zandhoven, en heer Alexander van Bockholt, pastoor van Lagemierde, beiden religieuzen van Floreffe, enerzijds en schepenen, burgemeesters, kerk- en heiligegeestmeesters met de gemene ingezetenenen en schamele buren van Lieshout anderzijds en zijn, door tussenkomst van heer jonker Johan Oudart, heer van Rixtel, Aarle, Beek, Stiphout etc. en jonker Floris van Erp(?), heer van Nuenen, Gerwen, Nederwetten etc., overeengekomen dat prelaat en conventualen in plaats van de wekelijkse spijnden voortaan 27 mud rogge jaarlijks zullen leveren voor de armen van Lieshout onder nadere voorwaarden en dat de prelaat de hoeve op Duinhoven zal opbouwen en weer zal verpachten. Overeengekomen op 15 maart 1635 en later bekrachtigd door de schepenen en ondertekend door de conventsleden.
Roeloff Huysraet en Peter Hoestel, schepenen te Cuijk, oorkonden, dat Willem van Doernen en Mechtelt e.l. hebben opgedragen aan Bruijsten, de zoon van Jacop Hackensoen, te Grave een rente van 6 malder rogge en 1 malder even (= een haversoort), te betalen op Sint Maartensdag in de winter en gevestigd op:
a) een stuk land, genaamd die Gal, groot 5 morgen, met de ene zijde gelegen naast een stuk land, dat van Jan Boeckolt was, en met de andere zijde naast een stuk land van de heer van Gennep;
b) een stuk land, met de ene zijde gelegen op de Donsmorter en met de andere zijde naast een stuk land van de heer van Haps en ongeveer 2½ morgen groot;
c) een stuk land op de Luysmorter, met de ene zijde naast het land van de heer van Cuijk en met de andere zijde naast een stuk land, dat Hanneke placht te betelen, ongeveer 2 morgen groot;
d) een stuk land, genaamd Strelenlant, gelegen naast Floerkenslant, ongeveer 1½ morgen groot;
e) twee salen land, gelegen met de ene zijde naast het land van de heer van Cuijk en met de andere zijde naast het land, dat in gebruik is bij Hanneke, ongeveer 2 morgen groot;
f) een stuk land waar Wouter vanden Rulle op woont, gelegen naast het voetpad langs de sint Aechtenstoc gaand, ongeveer 2 morgen groot;
g) een stuk land, dat van Strele placht te zijn, naast een stuk land van van Boeckholt, genaamd die Molenstoc, aan de ene zijde en met de andere zijde naast een stuk land van de heer van Cuijk; groot ongeveer 1 morgen;
h) een stuk land, gelegen bij Sint Aechtenstoc bij de Luysmorter, met de ene zijde naast een stuk land van de heer van Cuijk en met de andere zijde naast het Land van de heer van Haps.
Overeenkomst tussen Alart van Eijl, provisor van het Gasthuis te Grave, en de Kamer van Rekeninge te Brussel, waarbij aan het Gasthuis een kooltuin in een aangeplempte hoek van de binnengracht in erfpacht wordt gegeven tegen 5 stuiver per jaar, te voldoen aan Reijnier van Bocholt, rentmeester van de Domeinen te Grave en het Land van Cuijk, onder voorwaarde dat de gracht niet ten nadele van de molen wordt vervuild, daar de drie koolhoven van het Gasthuis, dienende tot potage voor de armen, door afgraving vanwege de aanleg van fortificatiën vernield zijn
Jan Veeler en Hermen Vergeest, schepenen te Cuijk, oorkonden, dat Jan Moeren en Heijlke e.l. aan meester Aert van Bocholt, Matheus Schremmen, Frans Leuwens en Luenis Verhorst, provisoren en armmeesters van het geest- en gast huis te Grave, ten behoeve van de Graafse huisarmen, opgedragen hebben een rente van 2 malder rogge, te betalen op pinksteravond en gevestigd op een kampke hooiland van ongeveer 2 kleine morgen, gelegen te Linden bij het gemene broek
Rutt Vergeest Hermanssoen en Peter Hermanssoen, heemraden in het Hollanderbroek, oorkonden, dat Gerit Jan Lenaertzsoen en Jaexke e.l., aan meester Arnt van Boeckholltz, Loenis Verhorst, Thijss Gremmen en Frans Leuwens, provisoren van de Armen binnen de stad Grave, ten behoeve van de armen, heeft opgedragen een rente van 2 phil.gis., te betalen op paaszaterdag (paasavond) ) en gevestigd op een kamp lands van ongeveer 2 morgen.
Gemene schepenen te Beers oorkonden , dat Wijllemke Henricksdochter van Boeckhollt met haar zoon Gerit, aan Wijlem Monnijck, gasthuismeester te Grave, ten behoeve van het Graafse Sint Catharinagasthuis, heeft opgedragen alzulk erf en versterf als Wijllemke voornoemd was aanverstorven van haar tante Hennijke van Boeckholltz en gelegen in de jurisdictie van Beers.
Frederick Coeberch en Lambert ingen Heess, schepenen te Cuijk, oorkonden, dat Wijllemke Henrixdochter van Boeckhollt met haar zoon Gerit aan Wijllem Monijcks,
gasthuismeester van het Graafse Sint Catharinagasthuis, ten behoeve van dat gasthuis, heeft opgedragen alzulk erf en versterf als haar was aanverstorven van wijlen haar tante Hennijke van Boeckholt
Jan vander Voert en mr. Arnt van Boickholtz, schepenen te Grave, oorkonden, dat Wylhem Robbertz, messenmaker, en Henneke e.l. aan zuster Elisabeth van Thrycht, procuratrice van het zustershuis van Oostrum, t.b.v.dat convent, opgedragen hebben een op pinksterzaterdag te betalen rente van 3 phil.gls. - elke phil.gl. ter waarde van 25 brab.stuivers - en gevestigd op een in de Hamstraat. gelegen huis en erf; losbaar op pachtdag met 55 goudgls. - elke goudgl.ter
waarde van 28 brab.stuivers. Transfix
Jan vander Voirt en mr. Arnt van Boickholtz, schepenen te Grave, oorkonden, dat Neus Wilhemssoen en Metke e.l. aan Wolter van Wamell Janssoen opgedragen hebben een schepenbrief, waar deze brief doorgestoken is en die gewag maakt van een rente van 2 rijnsgls. Transfix met 2-1-1528