
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Die slechte betaling maakte het ook moeilijk om goede krachten te krijgen (en te houden). Veelvuldig zijn dan ook de klachten over incompetentie of over allerlei nevenwerkzaamheden die ten koste gingen van de “policiedienst”. Maar aan de andere kant hield de gemeenteraad het liefst de hand op de knip.
Particuliere sponsoring bleek ook een oplossing: Louis Althuizen had naast zijn aanstelling als gemeenteveldwachter (voor ƒ 135,- per jaar) ook een aanstelling als onbezoldigd rijksveldwachter. Voor die laatste functie kreeg hij een gratificatie van ƒ 9,-, die betaald werd door een particuliere landbouwer (met toestemming van de officier van Justitie in Den Bosch).
Naast hun jaarwedde kregen de veldwachters gratis huisvesting in de veldwachterswoning, met de bijbehorende tuin en landbouwgrond (zodat men zijn eigen groente kon verbouwen en zelf een geit en/of varken houden). Soms had je dan pech als veldwachter. In 1831 treft de gemeenteraad een soort pensioenregeling voor Jan van den Burgt: in plaats van zijn traktement van ƒ 150,- krijgt hij een jaarlijkse uitkering van ƒ 50,-, én hij mag gratis in de veldwachterswoning blijven wonen. Maar dat betekende wel dat zijn opvolger Cornelis Zwiers die woning pas na het overlijden van Van der Burgt kon betrekken...
Het zat die Zwiers trouwens toch niet mee: “door drang der omstandigheden” (we weten helaas niet welke) werd hij in 1854 uit zijn ambt gezet. Hij was roen 55 jaar oud en verloor niet alleen zijn baan, maar ook zijn huis. Daarom vroeg hij de gemeente om een timmerwerkplaats op gemeentegrond. (Het verhaal vertelt helaas niet of hij die ook kreeg).
Ook Louis Althuizen kreeg problemen met de gemeenteraad. Hij woonde te ver buiten de kom en besteedde veel te veel tijd aan zijn boerenbedrijf, volgens de Commissaris van de Koningin. Die adviseerde de burgemeester dan ook dringend daarover eens een hartig woordje met Althuizen te wisselen. Die trok zich echter nergens wat van aan en breidde zijn bedrijf zelfs uit, met als resultaat dat hij in 1872 werd ontslagen.
Vijf jaar later werd de Boekelse brievenbesteller Wijnandus van der Heijden gemeenteveldwachter op een jaarwedde van ƒ 260,-. Bovendien kon hij “bij trouwe plichtsvervulling” jaarlijks een bonus van ƒ 40,- krijgen. Toen de gemeenteraad daarover begon te marchanderen (kan het niet voor ƒ 20,-?) tikte de Commissaris de burgemeester op de vingers: óf de veldwachter doet trouw zijn plicht en krijgt de volledige bonus óf hij doet het niet en krijgt niets. Een tussenweg bestaat niet. Of B en W dat maar even duidelijk wilden maken aan de raad.
Overigens werd Van der Heijden uiteindelijk in 1893 ontslagen, wegens “gebrek aan dienstijver en gemis van de noodige ondergeschiktheid”. Tegelijk met hem kreeg ook Ludovicus Althuizen ontslag als nachtwaker en onbezoldigd veldwachter: de beide heren konden elkaar niet luchten of zien, wat de kwaliteit van de ordehandhaving blijkbaar niet ten goede kwam.
Hoe stond het eigenlijk met de openbare orde in Boekel in deze tijd? Een rapportje van Althuizen uit 1892 is waarschijnlijk tekenend voor de sfeer rond de veldwachter.
Gebrek aan dienstijver viel in ieder geval niet aan Hendrikus van Dijk te verwijten: in 1911 kreeg hij van koningin Wilhelmina de bronzen erepenning voor menslievend hulpbetoon vanwege zijn moedig optreden bij een brand op 23 mei 1910, waarbij hij met levensgevaar vijf personen uit de gloeiende puinhopen van een afgebrand huis heeft gered. Tragisch genoeg kwam hij in 1913 zelf bij een ongeval om het leven.
Tijdens de Duitse bezetting werden de gemeentelijke veldwachters opgeheven. Na de oorlog werd het Korps Rijkspolitie opgericht. De laatste veldwachter van Boekel, P.C. van de Leijgraaf, werd in 1945 de eerste Postcommandant van de Rijkspolitie in Boekel. Deze Petrus (Pietje) Cornelus van de Leijgraaf was, voordat hij gemeenteveldwachter werd te Boekel, gemeenteveldwachter in de gemeente Oss geweest. Van 15 juni 1918 tot 15 september 1919. In Oss mocht hij gebruik maken van een politiediensthond en kreeg daar een geldelijke vergoeding voor. In de Osse periode slaagde hij op 17 september 1918 te Utrecht voor het gewone politiediploma. Hij vertrok uit Oss naar Boekel met eervol ontslag. Zijn vader Adrianus v.d. Leijgraaf was vroeger rijksveldwachter laatstelijk te Loosbroek.
Jan Evert Swiers |
1810- |
afkomstig uit Boekel |
Jan Hendrik van der Burgt |
1830-1835 |
|
Cornelis Zwiers |
1832-1854 |
afkomstig uit Boekel |
Josephus Francis van den Berg |
1854-1856 |
afkomstig uit Den Bosch |
Ludovicus Hubertus Althuizen |
1858-1872 |
|
Wilhelmus Leenen |
1872 |
afkomstig uit Bergeijk |
Johannes Beckers |
1873-1877 |
afkomstig uit Den Bosch |
Wijnandus van der Heijden |
1877-1893 |
afkomstig uit Veghel |
Ludovicus Althuizen |
1889-1893 |
afkomstig uit Bakel |
Johannes Andreas Maas |
1893-1903 |
|
Hendrikus van Dijk |
1903-1913 |
ƒ 375,- per jaar; ook onbezoldigd rijksveldwachter |
Johannes Franciscus van der Linden |
1915-1919 |
afkomstig uit Uden; agent politie te Venlo; ƒ 600, - plus ƒ 30,- rijwieltoelage |
J. Althuizen |
1914-1930 |
afkomstig uit Boekel; hulpveldwachter (gratificatie van ƒ 50,- per jaar) |
Petrus Cornelis van de Leijgraaf |
1919-1946 |
afkomstig uit St. Oedenrode; vanaf 1945 Postcommandant van de Rijkspolitie |
P.J. Witteman |
1931-?? |
Rijksveldwachter |