Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Het gebied, behorend tot de gemeente Bergen op Zoom, waarover het in dit verhaal gaat, zijn op de eerste kadasterkaart 1811 - 1832 de secties F 260 en F 262. Sectie F 262, later F 379, is hakhout en sectie F 260 is bouwland. Op 3 juni 1852 koopt schoenmaker Franciscus Jacobs te Borgvliet onder Bergen op Zoom van bierbrouwer Antonius Meganck, enig erfgenaam van Antonie Berbiers, de percelen. Twaalf jaar later gaat Franciscus Jacobs percelen verkopen en de kopers gaan huizen bouwen.
De gemeentelijke administratie volgt de ontwikkelingen en gaat de huizen nummeren. In november 1865 wordt een lijst van gebouwen in wijk K (Poorterij en Borgvliet) opgemaakt in verband met de toekenning van nieuwe huisnummers.
Op 19 april 1868 vestigt Leonardus van Aart, grofsmid te Halsteren, bij akte van notaris Van Gogh een eerste hypotheek op zijn onroerend goed: huis, smederij en erf. De grond met hakhout heeft hij gekocht op 21 februari 1865 van meesterschoenmaker Franciscus Jacobs. In het Register der patentschuldigen 1872/73 wordt L. van Aert met huisnummer K 198 vermeld als Grof- en hoefsmid alleen. Alleen wil zeggen zonder personeel. Blijkens het Register der patentschuldigen in de gemeente Bergen op Zoom behorende tot den vijfde rang, dienstjaren 1891/82, 1892/93 en 1893/94, is zoon Gregorius van Aert op hetzelfde adres, inmiddels vernummerd tot K 232, voor zijn vertrek op 30 april 1895 winkelier in bloem- en tuinzaden.
Op 12 november 1906 verzoekt meestersmid Leonard van Aart op briefpapier van architect Horsten om vergunning voor het verbouwen of eigenlijk vergroten van zijn woonhuis aan de achterzijde. In de vergadering van 15 november 1906 verlenen burgemeester en wethouders de vergunning.
Opvallend is dat op 21 december 1906 een drankwetverlof wordt uitgeschreven op naam van zoon Michiel en huisnummer K 232. Met vermelding, aldus Henk Franken in zijn boek Cafe- & Baronderzoek van Bergen op Zoom 1900 t/m 1909 Drankwetvergunningen, “aan de straatzijde, rechts van de ingang op Nw. Borgvliet, gelegen aan de Koestraat”. Vanaf 7 juni 1932 is er sprake van een verlof A. Uit de lijst met vergunninggevens anno 1938 blijkt dat Michiel de vergunning heeft opgegeven.
Het pand, blauw omlijnd, gezien vanaf de
stad. Voor het huis van de smid en het
pand van molenaar Jansen, later bakker
Meerbach. Tussen de twee panden loopt
de Rembrandtstraat (bron:
West-Brabants Archief, SOUE001)
Blijkens een kadastrale veldwerktekening dienstjaar 1948 bevindt zich tussen de smederij en de bakkerij een werkplaats.
Leonard(us) van Aart/Aert overlijdt elders wonende op Nieuw-Borgvliet op 5 september 1919.
De aanwezigheid van een horecagelegenheid wordt bevestigd. Volgen het Dagblad van Noord-Brabant op 30 mei 1925 vindt ter herberge van Michiel van Aart een verpachting van hooigras plaats
Een advertentie in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche Courant van 14 april 1934 voor de verkoop van hofstede vermeldt zelfs de naam van de horecagelegenheid. Koffiehuis “Het Hoefijzer” van de heer M.C. van Aart. Een toepasselijke naam, want Michiel is ook wagenmaker en smid. Volgens de Bredasche Courant van 27 maart 1937 is er nog steeds sprake van een koffiehuis. Zoon Michel van Aart, ook wagenmaker en smid, overlijdt op 78-jarige leeftijd op 10 september 1950. Zijn overlijden wordt aangegeven door zijn schoonzoon, wagenmaker Josephus( ook Georges genoemd) Swagemakers, die met zijn vrouw het onroerend goed op zijn naam krijgt. Volgens kadastrale aantekening wordt de woning in 1961/2 onbewoonbaar verklaard. Daarna geeft het kadaster aan “ruïne”. Eind jaren 1970 komt het perceel als bouwterrein, feitelijk parkeerterrein, in handen van horeca-uitbater Jan den Ronden.
In het kadaster vermeldt artikel 2084 van schoenmaker Nicolaas Vennix sectie F 558 huis en erf. Nicolaas koopt het onroerend goed bij onderhandse akte aan op 15 maart 1869 van schoenmaker Franciscus Jacobs. In een akte van 18 januari 1871 is Vennix van beroep winkelier en herbergier te Borgvliet. In het Register der patentschuldigen 1871/72 is N. Vennix, huisnummer K 194, tapper, broodbakker, billardhouder met 1 tafel, winkelier, schoenmaker zonder personeel. In het zelfde jaar is C. Koch, huisnummer K 195, opgenomen als kramer met manufacturen en gebreide goederen, alsmede kleermaker zonder personeel, barbier, winkelier. Blijkens een boedelbeschrijving van 21 april 1870 woont Koch inderdaad in huis wijk K, nummer 195. In het register van 1872/73 is Koch kleermaker met 1 knecht, barbier en winkelier en is de registratie van Vennix ongewijzigd. Op 27 november 1873 koopt Cornelis Koch van Nicolaas Vennix, dan wonende te Antwerpen, vroeger schoenmaker op Borgvliet. En volgens kadasterartikel 2396 is Koch kleermaker en herbergier en eigenaar van F 558.
In 1875 wordt een splitsing van perceel F 558 in F 718 (huis en erf) en F 720 (bouwland) vastgelegd. Op 31 augustus 1878 koopt bouwman Jacobus Elst, landbouwer, het onroerend goed: huisje, erf en perceeltje bouwland van Cornelis Koch, huis K 194 en kadastrale secties F 718 en 720. Maar Jacobus wordt tapper en winkelier, want als zodanig verkoopt hij op 26 april 1884 het huis met erf en bouwland aan landbouwer Adrianus Cornelis van Beveren. Bij de invoering van de Drankwet in 1881 krijgt Jacobus, huis K 237, vergunning, dus verklaard kan worden de vermelding als tapper in de akte van 26 april 1884. Volgens het patentregister 1890/1891, 1891/1892, 1892/893, 1893/94 is Adrianus van Beveren tapper, slijter, boven 80 liter bier inslaand. Wordt 80 liter of minder ingeslagen dan is er sprake van een bierhuishouder. Op een andere plaats vermeldt het register dat hij winkelier, broodverkoper, biljarthouder 1 tafel, binnenlands koopman in ’t klein reizende in beroepsbelang is. Op 18 april 1891 krijgt Adrianus een tapvergunning, die verlengd wordt in 1912. En in hetzelfde jaar wordt de vergunning naar elders overgeschreven, aldus Henk Franken in eerdergenoemd boek. Op Delpher kranten is te zien dat openbare verkopingen in zijn koffiehuis eindigen in 1910.
Ook is Adrianus contactpersoon voor de openbare verkoop van masthout, aldus Goessche Courant op 12 juli 1917 (via Krantenbank Zeeland). Het betreffende gedeelte van de advertentie luidt: “Voor Mevrouw de Gravin VAN DE WERVE, ongeveer 4 ½ Hectare, waaronder zeer schoon hout, op Lindonk en in de Duintjes. Aanwijzing hiervan te bekomen bij den heer A.C. VAN BEVEREN te Nieuw-Borgvliet.” Adrianus doet dit werk ook al in januari 1910 en 1911. Zijn beroep is dan koffiehuishouder. In anderssoortige akten in 1913 is hij nog koffiehuishouder. In de akten van houtverkoop op 4 januari 1914 en later is hij zonder beroep. Adrianus Cornelis overlijdt als winkelier, waarschijnlijk – zie hierna - in manufacturen, op 25 mei 1926. Na zijn overlijden zet zijn weduwe de manufacturenzaak voort. Zij overlijdt op 27 augustus 1937, aldus de advertentie in Dagblad van Noord-Brabant op 28 augustus 1937. Uitschrijving in de Kamer van Koophandel vindt plaats als kruidenierwaren en manifacturen.
De landmeter van het kadaster tekent op 23 januari 1948 een veldwerktekening van het onroerend goed Rembrandtstraat 52. Er is dan sprake van twee huizen onder één kap. In één van de twee woningen woont dan de latere schrijver, onderzoeker Louis Raaijmakers.