
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Een linker- of rechterschoen? Begin 18de eeuw - de tijd dat er in Waalwijk en omgeving steeds meer schoenmakers aan de slag gaan – maakt dat niets uit; verschil is er toch niet. De schoenmakers zijn hardwerkende ambachtsmannen die doorgaans vanuit hun eigen huisje werken. In de Langstraat en ruime omtrek.
In Moergestel is Johannes Petrus van Bommel in 1734 één van de eersten. Ook hij maakt lange dagen voor weinig geld met zijn schoenen- en laarzenmakerij. Zijn zoon wordt ook schoenmaker, zoals zovelen het beroep van hun vader in dit deel van Brabant voortzetten. In 1810 is eenderde van de beroepsbevolking schoenmaker; goed voor 750 man. Zeven decennia later zijn dat er 7000.
Het is geen toeval dat juist in deze contreien zoveel schoenmakers en leerlooiers te vinden zijn want veel benodigde ingrediënten komen hier samen. Koeien voor het leer, riviertjes voor stromend water en eikenhout op de zandgronden: alles wat nodig is voor looistof. En volop goedkope arbeidskrachten die hard willen werken.
Door de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) groeit de vraag naar militaire laarzen aanzienlijk en dat zie je terug in de toename van het aantal schoenmakersbedrijven. Tot meer dan zestig schoenmakers in alleen al Moergestel. Niet veel later komen daar steeds meer fabriekjes bij, naast de huisvlijt die probeert het hoofd boven water te houden.
De opkomst van machines en motoren verlichten het werk en maken schoenen beter en goedkoper. Tegen het einde van de negentiende eeuw worden in de Langstraat zo’n 2,5 miljoen (!) paar schoenen per jaar gefabriceerd. Die opgaande lijn duurt tot eind 1917/1918, dan krijgen buitenlandse schoenfabrieken steeds meer een voet tussen de deur. Die concurrentie wordt zo sterk dat er in 1923 een speciaal schoenenwetje in het leven wordt geroepen die de import aan banden moet leggen.
Het werkt, de Brabantse schoenindustrie herstelt en wie in Nederland een paar schoenen koopt, weet bijna zeker dat die uit Brabant komt. Van Van Schijndel, Van Lier, Greve, Van Haren, Hollandia of nog vele andere merken. De toeleveringsbedrijven van fournituren, garens, zolen en machines liften dankbaar mee op het succes van de Langstraatse schoen.
Maar als de grenzen in Europa opengaan, gaat het mis en slaat de concurrentie vooral vanuit het goedkope Italië toe. De looierijen krijgen te maken met scherpe milieu-eisen, waardoor Nederlands leer te duur wordt. Halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw groeit de productie voor de laatste keer. Daarna kelderen de cijfers.
De meeste schoenfabrikanten kunnen de felle concurrentie van goedkope productie vanuit het buitenland niet aan. Van Bommel – één van de oudste en grootste namen uit de Brabantse schoenindustrie - maakt relatief dure schoenen en doet niet mee aan de race om de goedkoopste te zijn. Het blijkt een troef. Met het merk Floris van Bommel staat het bedrijf stevig in de 21ste eeuw. Negen generaties na J.P. van Bommel maakt het bedrijf hedendaagse modieuze schoenen. Voor een deel geproduiceerd in Zuid-Europa, maar grotendeels vanuit Moergestel, dé bakermat van de familie Van Bommel. Waar hun verre voorvader J.P. van Bommel begon aan zijn eerste paar, werkt de huidige generatie aan internationale expansie.