
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Ze hadden hier de maalderij en waren eigenaar van de Witte Molen, die tegenover ons huiske stond. Het was een beltmolen die echter geen wieken meer had.
Vroeger was het de normaalste zaak dat er lokale venters aan de deur, dat wil zeggen, achterom kwamen. “Anna, wa zal’t zijn, Anna?” Zo kwam bakker en buurman Thé Cortenhof bij ons binnen met brood. Zijn bakkerij en winkel stond op de hoek van de Hoogstraat (nu Pres. Kennedystraat) en onze straat, de Witte Molenweg (nu Gildenstraat). Het was slechts vijftig meter van ons huis en toch kwam hij langs de deur.
In de winkel verkocht zijn vrouw Lena Cortenhof, of dochter Mien, van allerlei etenswaar. Er stonden van die mooie glazen potten en een grote weegschaal op de toonbank. Wij moesten vaak bij Lena in de winkel brood halen. Meestal liepen we dan bij Thé de bakkerij in, want daar viel altijd wel wat te lachen.
Deze foto is van mijn eerste communie in 1959. Op de achtergrond de bakkerij van Thé Cortenhof en de kerk van Heesch. De meest linkse met strik ben ik.
Volgens Thé vielen alle mulders met hun kont in de hel. Het Fordje van onze pa liep volgens hem op “erpelschellen” (aardappelschillen). Op de terugweg naar huis werd er dikwijls een flinke hoek uit dat lekkere verse “mikske van aacht ons” gebeten. En voordat het mikske door ons mam werd aangesneden, sloeg ze eerst met het mes aan de onderkant een kruis “om d’n duvel eruit te jagen”. Als er gaten in het mikske zaten, kreeg Lena de schuld, want die was er dan “met haar dikke kont doorheen gekropen”.
Wie ik me verder herinner: Harrie van Boxtel, de groenteboer met zijn antieke paardenkar; de altijd haastige Marinus Schuurmans met brood van bakker Sommers langs de Rijksweg; Pietje Ollie (Broeksteeg) die stotterend binnenkwam met: “Anna m-moette nog pronne-pronne-p-pronollie” (dat was bronolie voor het stinkende oliestelletje om soep op te trekken); verder de kolenboer Goossens: die man zat helemaal onder het zwarte kolenstof. Hij kwam met een mud eierkolen op zijn rug binnen en leegde die zak in de kolenbak in de bijkeuken; Timmers van de VéGé-winkel uit de Vinkelsestraat kwam zelf langs om boodschappen te brengen.
Jan van Tilburg kwam met zijn auto uit Nistelrode gereden met kleren in de achterbak. Ons moeder kocht dan (meestal op de groei) de kleren voor ons die op tafel uitgespreid lagen. Soms kwamen de schooivrouwkes die stiek, knopen en andere prullaria kwamen verkopen. Die klopten wel op het raam naast de voordeur. Volgens onze pa verkochten die ook knoopsgaten. Ook heb ik wel eens ooit een scharensliep gezien.
Een enkele keer kwam er een man die de maalstenen uit de maalderij kwam scherpen. Die werden uit de maalinstallatie getakeld en met een speciale hamer sloeg hij dan uit de hand van die hele mooie strakke spiralen in de stenen.
Op zondag na de hoogmis kwamen de boeren betalen voor het geleverde meel e.d. Ze kregen dan een borrel en een bolknaksigaar. Heel de keuken stond blauw van de rook dat het pikte in je ogen. Het scheen altijd gezellig te zijn, die boeren praatten steeds harder door elkaar heen. Deze manier van betalen had vele voordelen: onze pa wist zeker dat er betaald werd, de boeren hadden een gratis borrel met een sigaar en hun vrouwen wisten dat ze niet in het café zaten.
Onze pa verstopte het contante geld ergens tussen de meelzakken. Daarmee betaalde hij de woensdagmiddag erop de vertegenwoordiger van de firma Meulemans, dhr. Limpens. Die kon verschrikkelijk snel bankbiljetten tellen. Al het varkensmeel, kippenvoer en koeken en likstenen voor koeien kwam van Meulemans in Ravenstein. Daarnaast werd er ook voor de boeren veel koren gemalen. Alles werd met ons vrachtwagentje bij de boeren afgeleverd.
Dan waren er nog enkele ooms uit Nistelrode die langskwamen en steevast een borrel met sigaar gepresenteerd kregen van ons mam: Ome André was een broer van ons mam. Hij had een Volkswagen kever, nog met een brilletjes-achterruit en een aanhangwagentje. Hiermee kwam hij stapels klompen brengen uit de klompenmakerij van opa van de Rakt. Die stapels klompen waren met een touw en een houtje op elkaar gebonden. Deze Nisseroise klompen werden bij ons verkocht. Soms kwamen er mensen klompen kopen met een houtje voor de maat.
Een andere oom, ome Gérard, was getrouwd met tante Ti, een zus van ons mam. Hij kwam met zijn Bambino ieniemienie-autootje met verzekeringen en ander papierwerk. En als hij in Nederland was kwam onze Heeroom, broer Jan van ons mam op de “koffie”. Het werd echter meteen: “An... hedde niks anders”, doelend op een sigaar en een flinke borrel. Heeroom was pater Jacobus, missionaris in de Kongo.
Maar het allerliefst zagen wij toch ome Dof langskomen. De broer van onze pa, met Sprookjesijs in zijn blauwe bestelbus. Dat was het befaamde Nisseroise ijsje, waar iedereen zo lekker van kon genieten. ‘t Kwaam b’ons allemaol aachterum….