skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

Hoog Bezoek: Brabantse stroom dankzij volhardende commissaris

Geurt Franzen
Geurt Franzen
vertelde op 14 december 2017
bijgewerkt op 17 december 2019
In Hoog Bezoek belicht De Gelderlander de periode 1895-1928 aan de hand van de werkbezoeken van commissaris van de Koningin Van Voorst tot Voorst. In samenwerking met het Brabants Historisch Informatie Centrum. Vandaag aflevering 35: elektriciteit.

In de verslagen van de commissaris der Koningin uit 1922, valt een thema op: elektriciteit. Van Voorst tot Voorst noteerde nauwgezet wat de baten en lasten waren voor de gemeenten die op het elektriciteitsnet waren aangesloten. De publieke elektriciteitsvoorziening, dan nog in de kinderschoenen, was een onderwerp waar hij  zich buitengewoon intensief mee bemoeide.

De Brabantse bestuurder was een groot voorstander van die moderne licht- en krachtbron die sinds de eeuwwisseling aan een opmars bezig was. En hij had een uitgesproken mening in het debat dat heftig werd gevoerd: was de elektriciteitsvoorziening een overheidstaak of niet? Van Voorst tot Voorst vond van wel. Hij had een belangrijk argument en daaruit blijkt zijn betrokkenheid met álle Brabanders. Hij moest er niet aan denken dat stroom alleen in steden en grotere plaatsen beschikbaar zou komen. Om het uitgestrekte Brabantse platteland van stroom te voorzien, was veel geld nodig voor de vele kilometers aan dure leidingen. De commissaris had wel door dat bedrijven en gemeenten weinig zin hadden in die onrendabele investeringen. Een discussie die nu, honderd jaar later, nog steeds wordt  gevoerd als het om glasvezel gaat.  

Cuijk was er vroeg bij. Al in 1910 kreeg de gemeente stroom dankzij een Nijmeegse particuliere firma. Er waren 200 aansluitingen. Het was echter kwakkelen. De firma ging failliet en ook de opvolger had pech: de provincie, onder leiding van de commissaris, had inmiddels bepaald dat voortaan een vergunning van de provincie nodig was.

De burgemeester van Oijen blaast de laatste gemeentelijke petroleumlamp op het gemeentehuis uit, na de aansluiting op het elektrische net van de PNEM, 1930 (foto: Fotopersbureau Het Zuiden. BHIC, fotonr. 1651-000124)De commissaris wilde een provinciaal elektriciteitsbedrijf. Een meerderheid van Provinciale Staten wilde het echter aan de markt overlaten. Door tactisch manoeuvreren en gewiekst de vergaderingen te leiden kreeg Van Voorst tot Voorst in 1909 voor elkaar dat er geld kwam voor een haalbaarheidsonderzoek. Hij zat zelf de onderzoekscommissie voor en de uitkomsten zullen niet verbazen: een provinciaal elektriciteitsbedrijf zou goed zijn voor iedereen. Er kwam een lening van 5 miljoen gulden en in 1913 was de Provinciale Noord-Brabantse Elektriciteits Maatschappij (PNEM) een feit.

De Eerste Wereldoorlog vertraagde enorm. Materialen werden schreeuwend duur, net zoals de kolen waarop een centrale moest gaan draaien. Nog eens 15 miljoen gulden was nodig voordat uiteindelijk in 1920 de eerste stroom kon worden geleverd.

Tekening van de moderne straatlantaarn die de PNEM in de aanbieding had rond 1919Ondertussen had de commissaris bijna alle gemeenten zover gekregen zich aan te sluiten bij de PNEM. Dankzij de verordening die andere bedrijven verbood, hadden de gemeenten geen keus. En het kostte een smak geld. Het Land van Cuijk moest 175.000 gulden (6 per inwoner) bijpassen omdat een kilometer leiding na de oorlog 4.500 gulden méér kostte dan ervoor. In het archief van Beers vinden we de cijfers nog. Een bovengrondse kabel kostte 5.000 gulden per km. Een huisaansluiting 14,15 gulden. Maar dan had je nog niks. Pas als je 12 gulden betaalde, kreeg je één lichtpunt. De lamp kreeg je er gratis bij. Per uur kostte een brandende lamp 1,8 cent. Beers sloot ook alle lantaarnpalen aan. Alle zes.

Illustraties

De burgemeester van Oijen blaast de laatste gemeentelijke petroleumlamp op het gemeentehuis uit, na de aansluiting op het elektrische net van de PNEM, 1930 (foto: Fotopersbureau Het Zuiden. BHIC, fotonr. 1651-000124)
Tekening van de moderne straatlantaarn die de PNEM in de aanbieding had rond 1919.

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in dagblad De Gelderlander.

Bekijk hier alle verhalen in de serie Hoog Bezoek

Reacties (2)

Ton van Riet zei op 27 maart 2024 om 12:20
Voor de Tweede wereldoorlog waren ze weggehaald, evenals de ANWB wegbewijzering. Ik was verwonderd na de oorlog, toen ze er weer werden opgehangen. Precies zoals op de tekening.
Ik ben van 1937. Toch moet ik ze voor de oorlog nog gezien hebben, want mijn moeder vertelde als ze met de kinderwagen 's avonds onder een lamp door liep, ik zei: "Wamp". Natuurlijk kon ik me dat nadien niet meer herinneren.
Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 27 maart 2024 om 16:32
Dag Ton, wat een bijzondere aanvulling die je hier geeft! Heel beeldend hoe je hier je (heel jonge) jeugdjaren koppelt aan de komst van elektriciteit; mooi om deze ontwikkeling op die manier een menselijke kant te geven. Dank je wel!

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.
Doe mee en vertel jouw verhaal!