
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Mijn naam is Wilhelmus Deenen en ik ben de vader van Henk Deenen. Ik ben in 1861 in Someren geboren en ik ben sluisknecht. In 1890 ben ik de eerste sluisknecht van sluis 2 in Berlicum geworden. Het jaar daarop ben ik in 1891 in Someren getrouwd met Nel van Bragt. Men vindt mijn vrouw afstandelijk, maar is dat erg?
Na ons trouwen wonen we 5 jaar in bij de protestante sluiswachter. Rijkswaterstaat geeft de goede baantjes nog steeds aan protestanten. Katholieken mogen knecht worden en het vieze werk doen. In 1896 krijgen we eindelijk een eigen huisje van Rijkswaterstaat. Maar dan moeten we weer naar Schijndel en vervolgens weer naar Sluis 12. Rijkswaterstaat wikt en beslist. En je doet wat er gezegd wordt. Geen discussie mogelijk.
Ik heb nog een foto uit 1916. De middelste op de foto, dat ben ik. Links staat mijn zoon Henk en rechts mijn zoon Jan. Zij mochten uiteindelijk wel sluiswachter worden.
[Verhaal gaat verder onder de foto]
Hier is nog een foto van ons klein sluishuisje bij Sluis 12. En we kunnen onze eigen aardappels verbouwen in de achtertuin.
Onze zoon Theo kan goed leren. Op zijn 12e is hij naar een internaat van een klooster gegaan om verder te leren, want dat is gratis. Op zijn 14e is hij bij de Trappisten in Diepenveen ingetreden. Was het dwang, was het vrijwillig, daar sta je niet echt bij stil. Je doet wat anderen doen, en veel gezinnen sturen een kind naar het klooster. Wij dus ook. Hij is 90 geworden, dus hij zal het wel naar zijn zin hebben gehad. En hij heette voortaan “heeroom”, dat is toch ook wat waard.
Onze laatste dagen slijten we in Asten. Het liefst binnen, met de gordijnen dicht. Weg van alles. In het donker. Tot ons licht helemaal is gedoofd.
Mijn naam is Henricus Deenen, vader van Wilhelmus Deenen, landbouwer en dijkwachter. Zoon van Antonie Deenen en Johanna Wijnen. Geboren in 1820 in Someren. Ik ben in 1856 in Someren getrouwd met Annemarie Verdonschot, ook van Someren.
Mijn vader heeft het nog bewust meegemaakt, de aanleg van de Zuid-Willemsvaart dwars door ons dorp. Dwars door onze boerderijen en velden. De arrogantie van de Hollanders ten top. Niet voor Brabant, maar zodat Holland rijker zou worden. Terwijl ze ook gewoon de rivier de Aa hadden kunnen uitdiepen. Maar dat was duurder. Dat het onze gemeenschap zou veranderen was niet hun probleem. Veel mensen in Brabant zijn hun huis, hun erf, hun land kwijt geraakt. Hun straten en hun sociale contacten zijn ze kwijt. Terwijl ze al arm waren zijn ze nu nog meer geld kwijt om te overleven.
Sindsdien kun je onmogelijk om op een normale manier bij je akkers bij de rivier de Aa komen, je beesten te verzorgen. Je kunt je velden aan de overkant zien liggen, maar met paard en kar erheen? Je moet helemaal omlopen. Naar een brug, en dan weer helemaal terug. Goederen kopen of verkopen in Asten, Nederweert of Meijel, alles is lastig. Het geeft je het gevoel dat je niets betekent voor Holland. Geld om je kind naar school te sturen? Nee, de Zuid-Willemsvaart bracht ons ellende, en we moeten eerst de lopende leningen nog afbetalen. Maar ik ben in ieder geval als dijkwachter aangesteld. Zo hou ik er nog iets van over.
Niet verder vertellen, maar mijn moeder vertelde nog dit verhaal: “Overdag slaan ze recht door ons dorp houten paaltjes om de vaart af te bakenen. Ons wordt niets gevraagd. Maar 's nachts nemen we wraak en stelen alle houten paaltjes die we kunnen vinden.”
Mijn naam is Frans Slechts. In 1550 ben ik geboren. Of toch daaromtrent. Zojuist ben ik van mijn land afgezet. De adel is rijker en machtiger dan ik. Dus is mijn land “vernaderd”. Zonder huis en haard bleef ik achter. Ik stond bij de erfgrens te overleggen met mijn buurvrouw, de weduwe Maria Deenen. Aan deze erfgrens heb ik haar meteen ten huwelijk gevraagd. Ik had letterlijk niets te verliezen. En ze zei “Ja”. Van niets, naar een gespreid bedje. Mijn kleinkinderen zijn zich Deenen gaan noemen en ik geef ze geen ongelijk. Mijn vrouw is namelijk geweldig.
Ik ben de voorvader van Frans Slechts. Ik ben een beslechter. Iemand die een moeras platmaakt, droogmaakt, beslecht. Een lijfeigene, niet meer dan een slaaf. Zonder huis omdat de Franken dat al van mijn voorouders hebben afgepakt. Nu sla ik houten paaltjes in de grond om een veldje in het moeras af te bakenen en moet er voor zorgen dat het droog wordt. Voor anderen, voor de kerk. Ik hou er zelf niets aan over anders dan dat ik weer een dag verder leef. En ik mag de nieuwe god van de monniken aanbidden. Hoera! Oh nee, het moet Hallelujah! zijn.