
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Mijn moeder had de zorg voor een gezin met drie kinderen en daarbij runde zij een kruidenierswinkel. Mijn vader werkte als typograaf op een drukkerij.
Hier volgt een beschrijving van één van de zware huishoudelijke taken van de huisvrouw, meer dan vijftig jaar geleden. De was.
Met de afbeeldingen laat ik zien wat men in deze tijd moest gebruiken om de was schoon en droog te krijgen. Ik wil daarbij niet zeggen dat de huisvrouw het in deze tijd gemakkelijker heeft. Dat is geenszins het geval. Verre van dat. Vroeger zorgde de echtgenoot als alleenverdiener voor het gezinsinkomen. De echtgenote/partner zorgt in deze tijd mede voor dit gezinsinkomen. Een zware taak extra die vroeger van de huisvrouw niet werd verwacht.
In deze tijd van automatische wasmachines en wasdrogers is het bijna niet voor te stellen dat vroeger de wekelijkse was nog helemaal met de hand werd verricht.
Maandag was in bijna alle gezinnen de vaste wasdag. Ik kan mij nog heel goed herinneren dat mijn moeder de wekelijkse was al op zondagvond in een wasketel op het gasstel in de keuken aan de kook bracht. Zij sneed voordien een groot stuk huishoudzeep (in volksmond ‘Sunlightzeep’) in de wasketel aan stukken.
Als de was aan de kook kwam werd de hele keuken vergeven van de penetrante zeeplucht. Elke keer als ik weer eens terugdenk aan dit ritueel op de zondagavond, dan ruik ik die zeeplucht weer. Tegen bedtijd werd het gas uitgedraaid en bleef de was in ketel staan. Dat werd bij ons het trekken van de was genoemd.
Op maandagochtend in alle vroegte werd de was weer aan de kook gebracht en ging mijn moeder aan het werk. De inhoud van de wasketel werd buiten op een kleine binnenplaats in een wasteil, die op een houten bok stond, gestort. Elk stukje wasgoed werd op wasplank of -bord gelegd en met een harde wasborstel schoon geschrobd. Dat was in de winter of bij slecht weer een koude en verre van aangename bezigheid. Daarna werd het schone wasgoed twee keer gespoeld in een teil met schoon water.
Het witgoed werd vervolgens gespoeld met wat men noemde blauwsel. Dat was een linnenzakje met daarin een blauwe stof (Reckitsblauw) die de witte was een extra heldere aanblik gaf. Vervolgens werd de was met de hand uitgewrongen (later met een wringer) en aan de lijn buiten, op zolder of rond de kachel aan een rek te drogen gehangen.
Met de maandagwas (wit en bont) was mijn moeder ten minste een halve dag in de weer. Dat was hard en zwaar werk.
Zij die in het bezit waren van een huis met een grote tuin, hadden een zogenaamde bleek. Dat was een grasveldje waarop in de zomer het witgoed in de zon te drogen werd gelegd. De zon deed dan zijn drogende en tevens blekende werk.
De onderstaande oude foto laat zien dat de mensen die zelf geen bleekveldje hadden hun was uitspreidden op het gras van de vestingwallen. Het drogende wasgoed kon daar met een gerust hart worden achtergelaten. Van diefstal of vandalisme was in die tijd geen sprake. De sociale controle was gemeengoed.