skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

De Osse politie in de 20e eeuw: weigering en gewetensbezwaren tijdens de bezetting

Tijdens de dienst moeten politiemensen neutraal zijn. Tegelijkertijd zijn politiemensen ook burgers met bepaalde persoonlijke, religieuze of politieke overtuigingen. Plicht en burgerschap kunnen soms botsen en leiden tot gewetensbezwaren en zelfs dienstweigering. Een periode waarin dit sterk tot uiting kwam was de Duitse bezetting van Nederland. Dit verhaal gaat over enkele voorbeelden van collaboratie en weigering binnen de Gemeentepolitie Oss.


Colonne gemobiliseerde Nederlandse militairen trekt door de
Molenstraat in Oss op 30 april 1940 (foto: Leo van den Bergh.
Bron: collectie BHIC, nr. BCO010484)

In 1940 was Nazi-Duitsland Nederland binnengevallen. De Nederlandse regering was naar Engeland gevlucht. Nederlandse overheidsinstellingen kwamen onder Duits gezag te staan, zo ook de politie. Dit betekende dat politieagenten voortaan niet alleen naar hun Nederlandse chefs moesten luisteren, maar ook bevelen konden krijgen van de lokale Duitse politieleiding. Belangrijk om in het kader van de spanning tussen plicht en burgerschap te vermelden is dat de politie in onze samenleving een duale taak heeft. Zij moet enerzijds de wet en openbare orde handhaven en anderzijds burgers beschermen. Dit leverde voor de politie tijdens de bezetting moeilijkheden op. Zij werd namelijk geacht gehoorzaam te zijn aan het nieuwe gezag, maar dit betekende ook dat zij bijvoorbeeld anti-Joodse maatregelen of anti-sabotageacties moest uitvoeren, wat burgers juist schaadt of zelfs in gevaar brengt. Ook het kleine gemeentelijke politiekorps in Oss kreeg hiermee te maken.


Oefeningen van Duitse soldaten op hoek Boterstraat/Molenstraat
in Oss, augustus 1943 (foto: Leo van den Bergh. Bron: collectie
BHIC, nr. BCO010475)

Een van de thema’s waarbij een spanning tussen plicht en burgerschap kan worden geobserveerd is het verbod om koningsgezinde kleding of symbolen zichtbaar te dragen of in huis te hebben. Nederland was onderdeel van Nazi-Duitsland geworden, dus pro-Nederlandse of koningsgezinde uitingen waren niet meer welkom. De politie kreeg de opdracht hier streng tegen op te treden, omdat de bezetter vaststelde dat dit nog regelmatig gebeurde. Ook werd de politie gewaarschuwd extra waakzaam te zijn rond data zoals 10 mei, toen Duitsland Nederland binnenviel, en 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina. Uit de dag- en nachtrapporten van de Gemeentepolitie Oss blijkt dat dergelijke overtredingen nauwelijks zijn opgetekend, noch dat de Osse Gemeentepolitie hier extra op lette. Het enige incident waarbij de politie wel optrad, vond plaats op 31 augustus 1941. Politiebeambte de Haan, die bekend stond als sympathisant van de NSB, trof die dag een zoon van ene Ties van Loosbroek aan in de Molenstraat, die daar met een boeket oranje bloemen stond te zwaaien. Hierop nam de agent de fiets van de jongen in beslag als strafmaatregel. Er was ook een zusje aanwezig, die een oranje bloem op haar mantel droeg en deze op Haans verzoek verwijderde. Ook werd die dag een plaat verwijderd die was opgehangen aan een lantaarnpaal op de Wal, waarop stond: ‘NSB’ers vertrek of verrek.’

Hoewel dit twee duidelijke voorbeelden zijn van overtredingen van de genoemde bezettingsmaatregel, zijn dit de enige twee acties van de politie die gehoorzaamheid aan de verordening tonen. Men zou verwachten dat op het moment dat de verordening uitgevaardigd werd, de politie hieraan gehoorzaamde en er meer meldingen van overtredingen in de dag- en nachtrapporten te vinden zijn. Wat deze specifieke verordening betreft kan dus geconcludeerd worden, dat deze in Oss nauwelijks gehandhaafd is, ondanks de verwachting van de bezetter dat hier wel extra op werd gelet. Dit duidt op een spanning tussen plicht en burgerschap. Blijkbaar was men binnen de Gemeentepolitie Oss niet bereid om de verordening op een strikte manier te handhaven. Onduidelijk blijft echter of dit gebrek aan actie uitging van de korpsleiding of dat de agenten op surveillance een oogje dichtknepen.


Portret Hermanus Apeldoorn, N.S.B.-burgemeester Oss, op een
bedankkaartje n.a.v. zijn installatie op 17-03-1944 (bron: collectie
BHIC. nr. BCO010314)

Weigering en verzet binnen de Osse Gemeentepolitie komt ook explicieter terug in de politiearchieven. Zo is er een lijst te vinden van politiemensen die volgens de bezetter niet zuiver zouden zijn. Zo werd opperwachtmeester Deijnen op 12 juni 1944 gestraft met een schorsing en voordracht tot ontslag vanwege het niet willen groeten van NSB-burgemeester Hermanus Apeldoorn, die in NSB uniform over straat ging. Hij verklaarde geen respect voor NSB’ers in uniform te hebben en daarom de burgemeester niet te willen groeten. Deijnen wachtte de strafprocedure niet af en dook op 14 juli 1944 onder, iets meer dan een maand voor Oss op 27 september 1944 werd bevrijd. Ook opperwachtmeester Leemhuis zou om soortgelijke redenen op dezelfde dag onderduiken, vermoedelijk samen met Deijnen.

Weigering, verzet en onderduiken doe je niet zomaar. Politiemensen zijn doorgaans plichtsbewuste mensen die trouw zijn aan het gezag. Er moet voor Deijnen en Leemhuis dus een punt zijn gekomen dat zij een grens stelden aan wat in politiedienst aanvaardbaar is. Zij konden het doen van hun plicht als politieambtenaren en eigen overtuigingen over wat goed en slecht is, niet langer met elkaar rijmen en kozen dus voor weigering.

Ook bij de Osse korpschef opperluitenant Kniepstra zou sprake zijn van weigering, of op zijn minst een passieve houding tegenover de Duitse overheersing. In het politiearchief is een beoordeling van Duitse zijde over hem te vinden, waarin staat dat Kniepstra het vermogen zou missen om het Osse korps de benodigde discipline bij te brengen en de juiste leiding te geven. Kniepstra zou een passieve houding hebben gehad tegenover de Duitse overheersing en het uitvoeren van Duitse maatregelen. Zijn superieuren beoordelen zijn optreden dan ook als ‘slap’.


Portret D. Kniepstra (geboren in Den Bosch) uit 1936, het jaar
van zijn benoeming tot inspecteur gemeentepolitie Oss. (Foto:
Fotopersbureau Het Zuiden. Bron: collectie BHIC, nr. BCO010737)

Na de bevrijding in mei 1945 moest de Nederlandse politie gezuiverd worden. Hoewel men aan de ene kant kan stellen dat de politie als instituut ‘fout’ was geweest vanwege de onvermijdelijke samenwerking met de bezetter in bijvoorbeeld het uitvoeren van anti-Joodse maatregelen, was het ondoenlijk om de gehele politie te zuiveren. Er zou dan geen daadkrachtig politieapparaat overblijven, iets dat in de chaotische periode direct na de bevrijding wel nodig was. Zodoende konden de meeste politieagenten aanblijven, ondanks dat zij bijvoorbeeld hadden meegewerkt aan razzia’s. Alleen de gevallen waarvan na onderzoek bekend werd dat zij zich buitensporig hadden gedragen, door bijvoorbeeld actief op Joden te jagen, werden gezuiverd en eventueel ook strafrechtelijk vervolgd. Opmerkelijk aan de politiezuivering is wel dat de politie vaak zichzelf zuiverde. Commissies bestonden veelal uit politieambtenaren van hetzelfde korps. Ondanks de kritiek hierop konden de meeste politiemensen dus aanblijven.


 Foto gemaakt op 25 september 1944 in de Molenstraat in Oss;
Aanplakbiljetten die de bevrijding van Nederland aankondigen.
Politie en Ordedienst (O.D.) worden aangewezen om het bevoegd
gezag bij de handhaving van rust en orde bij te staan. (Foto: Leo
van den Bergh, collectie gemeente Oss/Stadsarchief. Bron: collectie
BHIC, nr. BCO010384)

Uit een rapport van 5 juli 1945 blijkt dat vijf leden van de Osse Gemeentepolitie op last van het militair gezag geschorst en geïnterneerd waren in Vught op grond van nationaalsocialistische sympathieën. Het ging om een inspecteur (buiten dienst), een hoofdagent en drie agenten van politie. De sterkte van het Osse korps was op dat moment een inspecteur, tevens waarnemend korpschef, een adjunct-inspecteur, acht hoofdagenten en drieëntwintig agenten, waaronder acht hulpagenten. Dit betekende dat, de inspecteur buiten dienst daargelaten, zeventien procent van het korps politiek onbetrouwbaar werd geacht.

Uit deze greep uit de archieven blijkt dat er zowel collaboratie, als verzet plaatsvond binnen de Osse Gemeentepolitie. Hoewel de impact hiervan moeilijk te bepalen is, tonen de bronnen wel aan dat in ieder geval een deel van het korps dusdanige gewetensbezwaren kreeg, dat er op sommige momenten en rond bepaalde verordeningen sprake van weigering, en dat er een passieve houding was. Opmerkelijk is wel dat in het politiearchief nauwelijks documenten over de rol van de politie bij de Jodenvervolging in Oss te vinden zijn. De gevonden gevallen van collaboratie en verzet hebben vooral te maken met sympathie of antipathie voor de NSB en het nationaalsocialisme.

Over de auteur

Laura Brinkhorst is afgestudeerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam (Research Master Global History). Eerder was zij juniordocent en onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Aan die laatste universiteit promoveert zij momenteel op een onderzoek naar aanpassingsprocessen binnen de Nederlandse politie. Een BHIC fellowship heeft haar in staat gesteld om voor dit promotieproject, wat zij met ingang van 1 september 2023 uitvoert, een testcase te doen over de Gemeentepolitie Oss.

Uit het onderzoek van Laura blijkt dat in Oss, voor Nederlandse begrippen, relatief vroeg een transitie plaatsvond van een klassiek, wetmatig politiemodel naar een model van toenadering en discretionair handelen. Illustratief is de inclusie van vrouwen in het korps, maar bijvoorbeeld ook de komst van de wijkagent en het omgaan met klachten door de politie Oss.

Lees meer over het onderzoek van Laura

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.